Bron van Genoegen – jonge sla
Ooit duikelde ik zo’n prachtig oud zaaigidsje op voor de moestuinier: Turkenburgs Handboekje voor het kweeken van Groenten in den
vrijen grond, tiende druk. Lees even mee hoe er een kleine eeuw geleden over het moestuinieren werd gedacht:
bezit van een Groentetuin is een bron van genoegen. Afgezien van het praktische
doel, dat men met eigen teelt beoogt, den disch te voorzien van versche,
malsche groenten, is het kweeken op zich zelf eene bezigheid, die een bijzonder
aangename afwisseling schenkt in het leven van velen. Vooral voor hen, wier
werk inspanning van den geest eischt, geeft lichte tuinarbeid ontspanning,
verfrissching. De zuivere buitenlucht, het vroolijke zonnelicht, heel de
omgeving werkt mede om een weldadigen invloed op den mensch uit te
oefenen.
(Lactuca sativa foliosa praecox). De waarde
van Snijsla bestaat in hoofdzaak hierin, dat zij vroegtijdig haar opbrengst
geeft, lang voordat de kropsla volwassen is. Als die met haar malsch geel blad
genuttigd kan worden, raakt snijsla op den achtergrond en is niet meer in trek.
Dunsel en Krulsla, met glad of gekruld blad, kan reeds in Januari in den kouden
bak gezaaid worden en bij tweede en derde zaaiïng in Februari of Maart.